-----------------------------------------------------------8500 TDW Multi Purpose Vessel Design: Conoship International B.V.
Omdat GHV schepen “Oldies” vooral een plaatjestopic is, lijkt het me goed om de daar door mij gestarte discussie onder een andere titel voort te zetten. Als de moderator van mening is dat het beter in een ander, bestaand topic past, hoor ik het wel; ik vind alles goed. Het komt me voor dat hier zo wel het een en ander over te zeggen is. Zodoende.In GHV schepen Oldies Jan van der Doe schreef:Wat gezellig !
Wij leven nog met de gedachte aan het verleden, aan de schepen van vroeger en de mensen waarmee we toen aan boord van die schepen zaten. Vandaar de titel van de twee topics: GHV schepen “Oldies” en “Golden Oldies” KHV. De mensen die nu varen, kennen die tijd alleen nog maar van “horen zeggen”, van mensen die deze tijd nog hebben meegemaakt, maar die sterven snel uit. Straks kent niemand die tijd nog uit eigen ervaring en ook niet meer van de verhalen van opa. Dan weet niemand nog anders dan zoals het nu is en zoals Jan die hier in het kort beschrijft. Je zit puur toevallig met een aantal mensen op een schip, je doet je werk in de uren die daarvoor staan en buiten die uren bemoei je je niet of nauwelijks met die mensen, ook al omdat die vaak een andere taal spreken.
Dat kun je een saaie boel noemen, maar als je niet beter weet, als dat voor jou van het begin af aan de normale situatie is en je bent toch blijven varen, dan heb je daar duidelijk voor gekozen. Dan bevált dat werk en het werken op die manier je klaarblijkelijk. Einde probleem. Mogelijk verveelt dat werk na vijf of tien jaar en ga je iets anders doen, maar dat is altijd al zo geweest. De “omloopsnelheid” van zeevarenden zal misschien toenemen, maar dat is nooit een bezwaar geweest en zal dat in de toekomst nog minder zijn. Daar gaat de bedrijfstak zich vanzelf op instellen.
Net als de zeevaartopleidingen. Die begonnen zich daar lang, lang geleden al op in te stellen. Zo’n jaartje of vijfenveertig geleden was ik chef Bemanningszaken van Wagenborg in Delfzijl en zat toen als sidekick van Egbert Vuursteen in de Commissie Onderwijs en Bedrijfsleven, vandaar dat ik dat weet. Dat voert hier nu te ver, maar het was wel een interessante ontwikkeling. Ik was het toen bepaald niet eens met de gedachte dat je het zeevaartonderwijs van het begin af aan vooral moest richten op het vinden van een walbetrekking. Daar zat volgens mij iets scheefs in en ik denk dat nog steeds, maar dat ligt aan mij en aan mijn opvattingen over beroepskeuze. Dat is een onderwerp op zich en voert hier nu te ver, maar ik kan me helemaal voorstellen dat dat vooral nu, nu het varen mogelijk snel gaat vervelen, nog altijd een actuele kwestie is: de aansluiting van het zeevaartonderwijs op dat wat het bedrijfsleven aan de wal vraagt en nodig heeft.
Het is vooral een kwestie van persoonlijke instelling, de vraag waarom je de zeevaart als beroep koos en wat je daar uit wilde halen. Ik zou ook nu nog met plezier kunnen varen en er nog dezelfde voldoening in vinden als vroeger. Ook op die moderne schepen met anderhalve man en een paardenkop aan boord. Want zolang die anderhalve man en die paardenkop voldoende zijn om dat schip te varen, zijn die ook voor mij voldoende en als het met nog een man minder kan, vind ik dat ook prima. Je hebt tegenwoordig spullen waarvan je vroeger niet eens kon dromen omdat ze niet bestonden. Dat vind ik veel belangrijker dan de mensen die je nodig hebt om dat schip goed te varen. Het zou mij niet storen dat er nauwelijks nog mensen zijn om tijdens of na de wacht een praatje mee te maken of om samen mee te eten of koffie te drinken. Ik heb altijd gevaren voor het wérk, voor de voldoening die het mij gaf om een schip te runnen en veilig en economische over de wereld te varen en níét voor de sociale contacten, laat staan voor de gezelligheid. Ook de verschillende nationaliteiten hinderen mij niet. Ik maakte een uitstekende reis met twaalf man met acht verschillende nationaliteiten. Ik was als kapitein de enige Nederlander. De enkele stuurman die ik had, was een Koreaan die buiten wat hij voor het werk nodig had nauwelijks Engels sprak, maar een prima, betrouwbare stuurman was. Ook de kok was een Koreaan en die sprak helemaal geen Engels. De man was veel te zuinig en om hem duidelijk te maken dat we meer eten wilden hebben en dat hij de T-bone steaks vooral heel gróót moest maken en dat als iemand geen halve, maar een hele kip wilde, hij die vooral moest geven, had ik de hulp van die eerdergenoemde stuurman nodig, maar voor de rest was het een prima kok. De andere nationaliteiten waren Brits, Indonesisch, Sri Lankaans, Singaporiaans Saudi-Arabisch en een verdwaalde “kiwi”. Dat ging uitstekend, hoor. De reis duurde maar een paar weken, maar als het drie maanden was geworden, was dat wat mij betreft ook prima geweest.
Met een goed verlofsysteem – en ik heb de indruk dat je dat tegenwoordig overal vindt – en vooral twee stuurlieden, zou ik ook tegenwoordig probleemloos kunnen varen. Als kapitein heb ik altijd graag een wacht meegelopen, ook als het géén lange oversteek was. De stuurlui liepen alleen maar zes op zes af als ik heel lang op mijn platvoeten had gestaan en dat dan ook niet langer dan twaalf uur, dus elk een wacht van zes uur. Als we van Delfzijl de Oostzee ingingen, was ik erbij vanaf het moment dat de loods bij Elbe I aan boord kwam tot de loods bij Kiel vuurtoren weer van boord ging. Daarna ging ik slapen en liepen de twee stuurlui even zes op zes af, waarna ik de 8-12 en de 20-24 liep. Ik kan me voorstellen dat je op de korte vaart met een feeder ook moet schipperen met de wachten en dat kan, met twee stuurlieden.
Vandaar dat ik dat varen van tegenwoordig niet zo somber in zou zien. Ik zou er nog net zoveel en door al die mooie spullen misschien zelfs nog meer in vinden als vroeger. Ik heb met honderden mensen gevaren en altijd een goed en probleemloos schip gerund. Ik ben er tot in het diepst van overtuigd dat je het samen moet doen, dat de mensen waarmee je vaart uiterst belangrijk zijn en ik heb dan ook altijd geprobeerd om de beste mensen te krijgen – of zelf te kweken. Maar dat wil bepaald niet zeggen dat al die mensen “gezellig” waren en dat ik die nodig had om mee te praten. Integendeel. Dat was toch altijd maar weer treffen als er tussen die twaalf of veertien of tweeëntwintig man die je aan boord had iemand zat waarmee je echt kon praten. De overigen waren prima mensen, hoor, begrijp me vooral niet verkeerd, al zullen er ongetwijfeld mensen zijn die dit verkeerd gaan interpreteren.
Andere tijden, andere mensen, andere schepen. Het enige dat nooit zal veranderen, is de zee. Ook de voldoening die het geeft om met een schip je weg over zee te zoeken, maakt niet uit of je dat nu met een sextant doet of met de meest geavanceerde elektronica, zou voor mij altijd blijven. Of ik voldoening zou kunnen vinden in het jakkeren met een feeder, betwijfel ik ten sterkste. Maar vroeger heb ik het varen op de Harwichboot ook nooit geambieerd terwijl een ander daar zijn pensioen haalde. Er zullen altijd andere schepen blijven, andere vaargebieden en een andere manier van varen waar je wél voldoening in vindt.